Bij elke wandeling in de Alpen sta je midden in de natuur. De fauna en flora is hier ook heel afwisselend en verscheiden. De bodem en het klimaat vertonen hier immers grote verschillen. De mens heeft natuurlijk ook een grote invloed op de ontwikkeling van de fauna en de flora. Gelukkig dringt het meer en meer tot de mens door dat we uiterst voorzichtig en behoedzaam moeten omspringen met wat ons nog rest, willen we een catastrofe vermijden.
Oostenrijk is één der bosrijkste landen van Europa. Meer dan een derde van zijn oppervlakte bestaat uit bossen. Dit geldt ook voor Tirol. Loofbossen komen enkel voor in de laagst gelegen streken. In Tirol tref je ze aan in de dalen. Die bossen bestaan uit eiken en linden. Andere loofbossen komen niet veel voor. Het grootste deel van de bossen wordt ingenomen door naaldbomen: sparren, dennen en lorken, die uitgroeien tot ontzagwekkende bomen. In het verleden werden grote gebieden bos gekapt. Vooral de zonnige hellingen werden vrijgemaakt voor de dorpen en de weiden. Aan de schaduwzijde strekken de bossen zich bijna zonder uitzondering uit tot op de bodem van het dal. De boomgrens ligt op verschillende hoogten. In de Noordelijke Alpen, gemarkeerd door de fijne spar, ligt de grens tussen de 1500-1600 m. In de Centrale Alpen ligt de grens tussen de 1800-1900 m. |
Op onze ontdekkingstochten krijgen we voortdurend de gelegenheid om naaldbomen van naderbij te bekijken en te vergelijken. Deze bomen behouden ’s winters voldoende kenmerken om hun soort te bepalen. Dat is echter niet zo gemakkelijk als op het eerste zicht lijkt …
De spar
De kruin van de gewone spar is puntvormig of piramidaal. Bruinrode schors. De korte donkergroene naalden staan afzonderlijk rondom de tak ingeplant. Afgerukte naalden nemen een stukje schors mee, zodat de tak zonder naalden er als een rasp uitziet. Langwerpige, hangende kegels. De onderste takken hangen op de grond zoals een hondenstaart. Alle sparrensoorten behouden hun naalden in de winter. (Denk aan: spar – solo = alleen) |
De den
De kruin is niet puntig, maar als een ooievaarsnest. Afgebladderde schors, rood aan het bovenste deel en schubbig, gespleten en grijs wordend naar beneden toe. De platte naalden zitten met twee in één naaldschede. De kegels staan soms rechtop als een kaars, vaak gekromd aan de tak. Bijna alle dennensoorten behouden hun naalden in de winter. (Denk aan: den – duo = twee) |
De lork
De kruin is meestal piramidaal, maar niet zo opvallend als die van de spar. De naalden zijn teergroen in het voorjaar en goudbruin in het najaar en zitten in bundeltjes vast. De kleine kegeltjes zitten rechtop aan de takken. De lork verliest zijn naalden in de winter. |
De kans is klein dat we veel dieren zullen zien tijdens onze wandelingen. Maar hier toch een korte voorstelling van enkele dieren die veel in Oostenrijk voorkomen. Wie weet vinden we wel enkele sporen terug ... ?
De gems is een hoefdier en lijkt wat op onze geit. Hij komt voor in de bergen, maar niet in ons land. Ze hebben een ruwe vacht, die bleek is in de zomer en donker in de winter. Ze dragen ook hoorns, maar die van het mannetje zijn groter. Die gebruiken ze ook vaak om te vechten. Ze worden ongeveer één meter lang en hebben een klein staartje.
Gemzen eten in de zomer graag planten als voedsel. Zoals grassen en kruiden, knoppen, naalden, schors en twijgen. In de winter eten ze allerlei mossen. Het zijn dagdieren, die in de middag rusten. Vrouwtjes en hun jongen leven in roedels. Een roedel is een grote groep dieren, soms wel een honderd. Mannetjes leven liever alleen, behalve in de paartijd. Dan is het tijd om een vrouwtje te zoeken. Dat gebeurt in de winter, zodat de jongen in de lente worden geboren. Het vrouwtje krijgt één, soms twee jongen per worp. De gems kan zo'n 20 jaar oud worden. Belangrijke vijanden zijn de lynxen de wolf. Ook sterven veel gemzen aan ziekten en lawines in de bergen. De gems leeft op de steile kanten van de bergen. Soms wel heel hoog. Het zijn echte artiesten die knap kunnen klimmen en gemakkelijk van de ene naar de andere rots springen. In de zomer en de herfst leven ze vooral op de grasvlakten in de bergen. De huid van de gems wordt vaak gebruikt als zacht leer, zoals het zeemvel dat mama in de keuken gebruikt. Steenbokken hebben ongeveer het formaat van een tamme geit (1m tot 1m50). De staart is kort. De bok heeft achterwaarts gebogen horens, die meer dan één meter lang kunnen worden. Kenmerkend voor de bok is ook de korte baard. Ze wegen tussen de 40 en 120kg.
In noodgevallen zijn steenbokken in staat zeer nauwe rotskloven door een riskante sprongtechniek naar beneden te vluchten. Hierbij zetten ze zich met alle vier de poten tegen de wand af en bereiken uiteindelijk zigzaggend de bodem van de kloof. Als aanpassing aan een klimmende levenswijze hebben zich unieke hoeven ontwikkeld. De Steenbok leeft boven de boomgrens tot 3 200 meter hoogte op steile, lang sneeuwvrije rotswanden, waar hij zijn karig voedsel bijeenscharrelt. 's Winters worden lager gelegen delen en zuidelijke hellingen opgezocht. Steenbokken blijven zo veel mogelijk in het zelfde territorium. Buiten de bronsttijd leven de bokken en geiten in aparte kudden. Jongen meten hun krachten door zich op te richten en met de horens tegen elkaar te slaan, bij volwassen dieren gaat het er veel harder aan toe. Op het menu staan kruiden, gras, mossen en dwergstruiken. De vijanden van de steenbok zijn vossen en arenden. De mens heeft ze voor jachtwedstrijden in de 19e eeuw in de Alpen uitgeroeid, in de 20e eeuw zijn ze in Zwitserland weer uitgezet en er leven nu weer zo`n 10000 steenbokken in de Alpen. Ze kunnen tot 20 jaar oud worden. |
De Alpenmarmot leeft in de Alpen, op een hoogte waar geen bomen meer groeien (1500 meter). Ze zijn zo'n 60cm lang en hebben een staart van 15cm. Hun gewicht bedraagt ongeveer 8kg.
Alpenmarmotten zoeken bij voorkeur zachter voedsel om de vertering makkelijker te maken. Takken en bloemen staan zeker op hun menu. Ze leven in holen met een ondergronds gangenstelsel. Ze kunnen gemakkelijk tot 18 jaar oud worden De steenarend is een forse roofvogel met zeer krachtige klauwen. Het is een van de grootste roofvogels op het Noordelijke halfrond. Dit is de arend die bij veel adellijke families op het wapen prijkt. Deze arend wordt ook vaak adelaar genoemd. Steenarenden bouwen een uitgebreid nest ('horst') van takken op een rotsrichel of in een boomtop. De horst wordt elke jaar uitgebreid en kan een grootte krijgen van twee meter in doorsnede. Helaas is deze machtige roofvogel door de jacht en verstoring op veel plekken in Europa en Noord-Amerika verdwenen.
Ze kunnen 15 tot 20 jaar oud worden, Hun voedsel bestaat uit marmotten, eekhoorns, konijnen, hoenders en reptielen. Hun lengte bedraagt tussen de 75 en 95cm en de spanwijdte van de vleugels kan makkelijk tot 2m zijn. Hun gewicht is tussen de 3 en 6kg. |