Enkele tips om correct Duits te spreken:
Een ei spreek je uit als 'aai': drei spreek je dus uit als /draai/
Een s spreek je uit als 'z': Socken spreek je dus uit als /zokken/
Een z spreek je uit als 'ts': zwei spreek je dus uit als /tswaai/ en zehn als /tseen/
Een ch spreek je uit als 'k': acht spreek je dus uit als /akt/
Een g spreek je uit zoals als de Franse g (als in garçon)
Een u spreek je uit als 'oe': Guten Morgen spreek je dus uit als /goeten morgen/
en een ü als 'u': en tschüss als /tschuus/
Een w spreek je uit als 'v': wie spreek je dus uit als /vie/
Een sch en sk spreek je uit als 'ch' (zoals in chocolade) Schnee wordt dus /chnee/, Skihosen wordt /chihozen/
Een ö spreek je uit als 'eu': schön spreek je dus uit als /cheun/
Een h tussen twee klinkers spreken we niet uit: Wiedersehen zeggen we dus als /viederzeen/ en gehen als /geen/
Een ei spreek je uit als 'aai': drei spreek je dus uit als /draai/
Een s spreek je uit als 'z': Socken spreek je dus uit als /zokken/
Een z spreek je uit als 'ts': zwei spreek je dus uit als /tswaai/ en zehn als /tseen/
Een ch spreek je uit als 'k': acht spreek je dus uit als /akt/
Een g spreek je uit zoals als de Franse g (als in garçon)
Een u spreek je uit als 'oe': Guten Morgen spreek je dus uit als /goeten morgen/
en een ü als 'u': en tschüss als /tschuus/
Een w spreek je uit als 'v': wie spreek je dus uit als /vie/
Een sch en sk spreek je uit als 'ch' (zoals in chocolade) Schnee wordt dus /chnee/, Skihosen wordt /chihozen/
Een ö spreek je uit als 'eu': schön spreek je dus uit als /cheun/
Een h tussen twee klinkers spreken we niet uit: Wiedersehen zeggen we dus als /viederzeen/ en gehen als /geen/
ALGEMENE UITSPRAKENGoedendag
Goeiemorgen! Goedenavond! Slaapwel! Welterusten! Tot ziens / doei Smakelijk Ik heet ... Hoe gaat het met je? Met mij gaat alles goed Mag ik naar het toilet gaan? alstublieft dank u wel vallen Ik heb me pijn gedaan. één, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen, tien SKITERMENde skiër
de skibroek de skijas de trui de skibril de muts de helm de sjaal de handschoenen de sokken de schoenen de skilat - de skilatten skiën de sneeuw Ik ben mijn ski verloren. |
AUF DEUTSCHGuten Tag
Guten Morgen! Guten Abend! Gute Nacht! Schlaf schön! Auf Wiedersehen / tschüss Guten Appetit! / Mahlzeit! Mein Name ist ... Wie geht es dir? / Wie geht's? Mit mir alles gut Kann ich auf die Toilette gehen? Bitte Danke / danke schön Fallen/stürzen Ich habe mich verletzt. eins, zwei, drei, vier, fünf, sechs, sieben, acht, neun, zehn der Skifahrer
die Skihose die Skijacke der Pullover die Skibrille die Mütze der Helm der Schal die Handschuhe die Socken die Schuhe der Ski - die Ski skifahren der Schnee Ich habe meinen Ski verloren. |